36
‘Ik vind dat je je moet melden,’ zegt Denise. ‘Dit is al de tweede keer dat er een oproep gedaan wordt voor tips die iets kunnen betekenen bij het onderzoek naar de verdwijning van Floran Haverkort. Het is duidelijk dat ze denken dat er iets met hem is gebeurd. Jij weet daar iets van.’
‘Ik weet daar helemaal niets van, hoe kom je erbij?’
‘Jij hebt hem toch naar die coffeeshop gebracht en hem niet meer naar buiten zien komen? Dan heb je een tip. Ik begrijp niet waarom je je zo terughoudend opstelt.’
‘En ik begrijp niet waar jij je druk om maakt. Het gaat je niets aan en mij evenmin. Ik heb hem een paar keer gezien, ik dacht dat er meer in zat en ik heb me vergist. Het lukt hem vast niet om spoorloos te blijven. Hij zal toch geld nodig hebben? Volgens mij kunnen ze via geldopnames precies achterhalen waar hij zit. Die duikt vanzelf weer ergens op. Toen ik hem naar Alkmaar bracht, vertelde hij me iets. Ik nam het voor kennisgeving aan en dacht er verder niet over na. Eigenlijk wilde ik er niet over nadenken.’
‘Wat bedoel je? Wat vertelde hij je toen?’
‘Hij vertelde me iets over zijn jonge vriendin waar ik niet vrolijk van werd.’
‘Wat dan?’
‘Het was vertrouwelijk. Maar het raakte me diep.’
‘Waarom heb je hem toen niet meteen de deur uit gemieterd?’
‘Ik wilde de betekenis van zijn woorden niet tot me laten doordringen.’
‘Je had het stevig te pakken, Irma.’
‘Klopt. Veel te stevig.’ Irma schenkt nog een glas wijn in voor zichzelf. ‘Ik vond een briefje in de bus. Van Martin, de regisseur van de toneelvereniging. Wat denk je? Bij nader inzien blijkt hij de hoofdrol van het nieuwe stuk aan de verkeerde persoon te hebben gegeven. Of ik maar even contact wil opnemen, want hij wil met me praten.’
Denise grijpt haar vast. ‘Echt waar? Betekent dit dat de hoofdrol voor jou is? Wat goed! Heb je hem al gebeld?’
‘Ik bel hem niet.’
Ze heeft Denise met zachte dwang de deur uit gewerkt. Het onderwerp mogelijke hoofdrol leidde maar een paar minuten de aandacht van de opsporing van Floran Haverkort af en toen Irma bleef vasthouden aan haar mening dat ze zich er niet mee moesten bemoeien, werd de toon van het gesprek grimmiger. Ze heeft het voorlopig helemaal gehad met Denise. Op het moment dat die begon te informeren of er nog vreemde telefoontjes waren binnengekomen, heeft ze gezegd dat het tijd werd om naar bed te gaan. Denise was stug en beledigd en groette nauwelijks toen ze vertrok.
De deur naar het terras staat nog open. De nacht voelt vriendelijk aan. Ze loopt naar buiten en gaat op de schommelbank zitten. Schommelen lijkt op gewiegd worden. Ze spreidt haar armen op de rugleuning en tilt haar voeten op.
Het geluid is binnen en het ergert haar. Het is een indringer die hier niets te maken heeft. Ze vraagt zich af wie haar op dit tijdstip kan bellen en constateert dat het Denise zal zijn. Die wil het natuurlijk weer goedmaken. Denise kan niet tegen ruzie. ‘We hebben helemaal geen ruzie,’ zegt ze tegen het geluid. ‘Hou op met dat stomme gebel, ga slapen en stel je niet aan!’ De telefoon blijft rinkelen. ‘Ik neem een andere beltoon, iets van klassieke muziek.’ Ze glimlacht om haar eigen conversatie.
Het geluid stopt.
Ze loopt de tuin in en kijkt naar de sterren. ‘Waar blijf je als je dood bent?’ vroeg ze ooit aan haar moeder. Ze herinnert zich die vraag nog goed. Ook het tijdstip. Het was een paar maanden nadat ze had gehoord dat haar echte moeder vijf maanden na haar geboorte was overleden. Ze droomde iedere nacht dat die moeder naast haar bed zat en wegliep als ze haar wilde aanraken. Daar raakte ze van in paniek en daarna werd ze gillend wakker.
‘Ik denk dat je opgaat in het heelal,’ was het antwoord. ‘Dat je een onderdeel wordt van de kosmos.’
‘Zie je dan de wereld nog?’
‘Misschien, maar niet met ogen. Ik denk dat je zonder lichaam kijkt met je gevoel.’
Irma vond dat een vreemd antwoord. ‘Het lijkt soms of ze bij me is. Ik wil met haar praten, maar ik weet niet hoe ik haar moet aanspreken. Ik ken haar niet.’
‘Ze is de vrouw die je gedragen en gebaard heeft. Je kunt haar in je dromen toch gewoon mama noemen?’
Er flonkert een ster. En nog een. Ze tuurt naar de lucht en denkt aan haar echte moeder. Meta. ‘Ik noem haar Meta in mijn dromen,’ vertelde ze aan haar moeder.
Die schrok zichtbaar. ‘Meta? Waarom?’
‘Zo heette ze toch?’
‘Ja, maar waarom noem je haar dan toch geen mama?’
‘Omdat ze me verlaten heeft, net als mijn vader.’ Het was de eerste keer dat ze besefte hoe kwaad ze was. Hoe woedend ze zich voelde, hoe afgewezen, hoe in de steek gelaten.
Hoe ze verlangde naar wraak.
Het geluid begint haar gewoon opnieuw lastig te vallen. Irma loopt snel naar binnen en zonder op de display te kijken, meldt ze zich. ‘Ga slapen, Denise, we praten later wel verder.’
‘Dag Reentje, waarom ben je zo boos?’